Veel mensen denken dat ze “gewoon duidelijker moeten zijn”, maar in werkelijkheid speelt er op een dieper niveau iets anders. Het probleem gaat bijna nooit over wíllen, maar over veiligheid, overtuigingen en oude patronen.
Hier zijn de meest voorkomende redenen:
1. Je hebt vroeg geleerd dat jouw behoeften minder belangrijk zijn
Als je bent opgegroeid in een omgeving waar je moest aanpassen, pleasen of de vrede bewaren, dan voelt jouw grens aangeven nu bijna gevaarlijk.
Je zenuwstelsel kiest automatisch voor veiligheid door mee te bewegen met de ander.
2. Angst om iemand teleur te stellen of kwijt te raken
Voor veel mensen voelt “nee” zeggen alsof ze de verbinding verbreken.
Onder die angst zit vaak de overtuiging:
“Als ik grenzen heb, ben ik lastig.”
“Als ik nee zeg, word ik afgewezen.”
Daardoor blijf je geven, zelfs als het te veel is.
3. Je voelt je grens pas als het al te laat is
Niet iedereen voelt direct wanneer iets niet goed voelt.
Sommige mensen herkennen pas achteraf dat ze over hun grens heen zijn gegaan, omdat het contact met hun lichaam en emoties niet sterk is ontwikkeld.
4. Je bent bang voor conflict
Veel mensen denken dat grenzen automatisch ruzie veroorzaken. Dus ze slikken het in, waardoor de spanning zich opstapelt, tot het uiteindelijk tóch knalt.
5. Je raakt in een rol: de helper, de sterke, de rustige
Sommige rollen zijn zo vertrouwd geworden dat je bijna niet anders kúnt reageren. Wie altijd de “sterke” of “zorgzame” is, vindt het enorm moeilijk om te zeggen dat iets te veel is.
Praktische tip: de “kleine grens”-oefening
Veel mensen proberen meteen een grote grens aan te geven en dat voelt te spannend.
Daarom werkt deze oefening zo goed:
Begin met kleine, veilige grenzen
Kies iets kleins waar weinig risico aan zit. Bijvoorbeeld:
“Ik wil liever de deur dicht.”
“Ik wil even tien minuten voor mezelf.”
“Mag ik straks terugkomen op die vraag?”
Door kleine grenzen te oefenen:
leert je brein dat er géén gevaar is
bouw je zelfvertrouwen op
wordt je stem sterker
voelt je ‘nee’ steeds natuurlijker
Grenzen stellen is als een spier, je traint hem in stapjes, niet in één keer.
Hier zijn de meest voorkomende redenen:
1. Je hebt vroeg geleerd dat jouw behoeften minder belangrijk zijn
Als je bent opgegroeid in een omgeving waar je moest aanpassen, pleasen of de vrede bewaren, dan voelt jouw grens aangeven nu bijna gevaarlijk.
Je zenuwstelsel kiest automatisch voor veiligheid door mee te bewegen met de ander.
2. Angst om iemand teleur te stellen of kwijt te raken
Voor veel mensen voelt “nee” zeggen alsof ze de verbinding verbreken.
Onder die angst zit vaak de overtuiging:
“Als ik grenzen heb, ben ik lastig.”
“Als ik nee zeg, word ik afgewezen.”
Daardoor blijf je geven, zelfs als het te veel is.
3. Je voelt je grens pas als het al te laat is
Niet iedereen voelt direct wanneer iets niet goed voelt.
Sommige mensen herkennen pas achteraf dat ze over hun grens heen zijn gegaan, omdat het contact met hun lichaam en emoties niet sterk is ontwikkeld.
4. Je bent bang voor conflict
Veel mensen denken dat grenzen automatisch ruzie veroorzaken. Dus ze slikken het in, waardoor de spanning zich opstapelt, tot het uiteindelijk tóch knalt.
5. Je raakt in een rol: de helper, de sterke, de rustige
Sommige rollen zijn zo vertrouwd geworden dat je bijna niet anders kúnt reageren. Wie altijd de “sterke” of “zorgzame” is, vindt het enorm moeilijk om te zeggen dat iets te veel is.
Praktische tip: de “kleine grens”-oefening
Veel mensen proberen meteen een grote grens aan te geven en dat voelt te spannend.
Daarom werkt deze oefening zo goed:
Begin met kleine, veilige grenzen
Kies iets kleins waar weinig risico aan zit. Bijvoorbeeld:
“Ik wil liever de deur dicht.”
“Ik wil even tien minuten voor mezelf.”
“Mag ik straks terugkomen op die vraag?”
Door kleine grenzen te oefenen:
leert je brein dat er géén gevaar is
bouw je zelfvertrouwen op
wordt je stem sterker
voelt je ‘nee’ steeds natuurlijker
Grenzen stellen is als een spier, je traint hem in stapjes, niet in één keer.
