1. Zet jouw angst eens op een stoel en ga er tegenover zitten. Wat vind je van die angst? Wat zie je? Wat ervaar je?
2. Ga nu eens in de stoel zitten en ga verkennen: hoe voelt dit deel? Hoe kijkt het naar jou? Wat probeert het te voorkomen? Waar is het bang voor?
3. Probeer te onderzoeken wat de intentie is van de angst. (bijvoorbeeld beschermen tegen afwijzing of pijn).
4. Ga uit de stoel en er weer ertegenover zitten en vraag aan jezelf intern: “Als dit angstige deel zich geen zorgen hoefde te maken, wat zou het dan liever willen doen of geven?”
2. Ga nu eens in de stoel zitten en ga verkennen: hoe voelt dit deel? Hoe kijkt het naar jou? Wat probeert het te voorkomen? Waar is het bang voor?
3. Probeer te onderzoeken wat de intentie is van de angst. (bijvoorbeeld beschermen tegen afwijzing of pijn).
4. Ga uit de stoel en er weer ertegenover zitten en vraag aan jezelf intern: “Als dit angstige deel zich geen zorgen hoefde te maken, wat zou het dan liever willen doen of geven?”
