In mijn praktijk spreek ik als psychosociaal therapeut in de oncologie dagelijks mensen die leven met of na de diagnose kanker.
Wat mij keer op keer raakt, is hoe vaak mensen vertellen dat ze zich niet gezien of gehoord voelen.
Neem Ans. Ze kwam bij mij op consult, somber, uitgeput en alleen. Niet alleen door haar ziekte, behandelingen en angsten, maar vooral door het gebrek aan steun van haar omgeving. Haar man zei goedbedoeld: “Je moet positief blijven denken,” of “De artsen zeggen dat het goed komt.” Maar die woorden bereikten haar niet. Ze voelde zich niet getroost, maar juist nog eenzamer.
We denken vaak dat we iemand helpen met aanmoedigingen als “je bent sterk,” of “je moet vechten.” Maar in werkelijkheid zeggen we daarmee: “Ik zie jouw pijn liever niet.”
De diagnose kanker is geen strijd. Er is niets te winnen of te verliezen. Het is niet sterker of zwakker zijn. Het overkomt je. En wat mensen dan nodig hebben, is niet een oplossing. Geen advies. Geen positiviteit die het verdriet overschreeuwt.
Wat dan wel?
Wat echt helpt, is aanwezigheid.
Echtheid, oprechte interesse en luisteren zonder oordeel. Zoals Carl Rogers het ooit kernachtig samenvatte: empathie, echtheid en onvoorwaardelijke acceptatie, daar begint werkelijke steun.
Als naaste kun je dat vormgeven door simpelweg te beginnen met een open vraag.
Vragen die niet sturen of oplossen, maar uitnodigen:
“Hoe is dat voor jou?” of “Hoe ervaar je dit nu?”
Zo verschuift het gesprek van het praktische of medische naar wat er gevoeld wordt en daar zit de echte verbinding.
Empathie, zoals Brené Brown het zo treffend omschrijft, is de moed hebben om contact te maken met iets in jezelf dat herkent wat de ander doormaakt. Niet het proberen op te lossen, maar aanwezig zijn in het ongemak.
Vraag jezelf eens af: Hoe voelde ík me op een moeilijk moment in mijn leven? Wat had ik toen nodig?
Dat is het startpunt van echte steun.
Wat mij keer op keer raakt, is hoe vaak mensen vertellen dat ze zich niet gezien of gehoord voelen.
Neem Ans. Ze kwam bij mij op consult, somber, uitgeput en alleen. Niet alleen door haar ziekte, behandelingen en angsten, maar vooral door het gebrek aan steun van haar omgeving. Haar man zei goedbedoeld: “Je moet positief blijven denken,” of “De artsen zeggen dat het goed komt.” Maar die woorden bereikten haar niet. Ze voelde zich niet getroost, maar juist nog eenzamer.
We denken vaak dat we iemand helpen met aanmoedigingen als “je bent sterk,” of “je moet vechten.” Maar in werkelijkheid zeggen we daarmee: “Ik zie jouw pijn liever niet.”
De diagnose kanker is geen strijd. Er is niets te winnen of te verliezen. Het is niet sterker of zwakker zijn. Het overkomt je. En wat mensen dan nodig hebben, is niet een oplossing. Geen advies. Geen positiviteit die het verdriet overschreeuwt.
Wat dan wel?
Wat echt helpt, is aanwezigheid.
Echtheid, oprechte interesse en luisteren zonder oordeel. Zoals Carl Rogers het ooit kernachtig samenvatte: empathie, echtheid en onvoorwaardelijke acceptatie, daar begint werkelijke steun.
Als naaste kun je dat vormgeven door simpelweg te beginnen met een open vraag.
Vragen die niet sturen of oplossen, maar uitnodigen:
“Hoe is dat voor jou?” of “Hoe ervaar je dit nu?”
Zo verschuift het gesprek van het praktische of medische naar wat er gevoeld wordt en daar zit de echte verbinding.
Empathie, zoals Brené Brown het zo treffend omschrijft, is de moed hebben om contact te maken met iets in jezelf dat herkent wat de ander doormaakt. Niet het proberen op te lossen, maar aanwezig zijn in het ongemak.
Vraag jezelf eens af: Hoe voelde ík me op een moeilijk moment in mijn leven? Wat had ik toen nodig?
Dat is het startpunt van echte steun.
